Moniek op studiereis naar Zuid-India Deel 6: de Irula
De Irula-etnie woont vandaag de dag hoofdzakelijk in de Zuidindische Nilgiri heuvels, de zgn. Blauwe Heuvels van de staat Tamil Nadu. Oorspronkelijk waren de Irula nomaden, levend in het oerwoud. Zij verkochten bijenwas, honing en brandhout. In de tijd van het kastensysteem behoorden zij tot de kaste van de onaanraakbaren, de laagste groep van de Indiase samenleving. Nog steeds zijn zij een van de armsten.
In de Tamil-taal betekent de naam Irula "mensen van de duisternis". Het is onduidelijk of dit wijst op hun huidskleur (zij zouden van Afrikaanse afkomst zijn), op hun oorspronkelijke habitat, het oerwoud, of op hun feit dat alle belangrijke gebeurtenissen zich bij de Irula dienden af te spelen in de nachtelijke duisternis.
De Irula zijn vooral gekend als slangen- en rattenvangers. Vroeger vingen ze slangen, ook de meest giftige, met de blote hand en verkochten ze de huiden aan voornamelijk buitenlanders. Maar sinds de dieren beschermd worden (Wildlife Protection Act van 1972), zagen de Irula hun voornaamste bron van inkomsten opdrogen. Ook moesten zij hun nomadische levensstijl erdoor opgeven.
Hier en daar worden nu "snake farms" opgericht, waar de slangen niet meer gedood worden, maar gemolken voor hun gif. Dit gif wordt vervolgens gebruikt voor het bereiden van antidotum. Dit gebeurt door gespecialiseerde firma's, die kleine hoeveelheden van het gif in paarden inspuiten, die zo antigif aanmaken. Door de hoge prijs van dit antigif brengen deze slangenboerderijen nu meer op dan de verkoop van de slangenhuiden vroeger.
Ook het ratten vangen wordt nu niet meer vergoed als vroeger. De Irula zijn hier nochtans meester in. Zij weten bewoonde van verlaten holen te onderscheiden en vangen de ratten, zonder gebruik te maken van gif, zodra ze jongen hebben en de rijst oogstklaar is. De vrouwelijke rat moet dan de graantjes in het hol opslaan en de jongen voeden, waardoor ze niet geneigd is naar buiten te komen. Met behulp van een net en een stenen kruik met brandend stro roken de Irula hen uit. Doch deze techniek is door het herhaaldelijk in kontakt komen met rook zeer slecht voor hun eigen gezondheid. Vaak lijden ze dan ook niet alleen aan longen hartaandoeningen, maar ook aan oog- en huidziekten.
Toen de Irula steeds meer problemen kregen om als nomaden te overleven, vestigden zij zich dan maar op niemandsland aan de rand van dorpen, waar ze probeerden in hun levensonderhoud te voorzien door hun diensten aan te bieden als helpers op de velden, in de rijstmolens of de steenbakkerijen. Ook beoefenen ze nu hier en daar zelf landbouw op kleine schaal. Hun voedsel is afkomstig van hun eigen tuinen en bijna alle bereidingen zijn met curry. Een ware lekkernij is de grote hagedis, de vigura.
De Irula-huizen zijn gegroepeerd in kleine nederzettingen, de zgn. mottas. Vaak liggen die aan de rand van steile hellingen, omringd door velden, tuinen en kleine plantages. De Irula slapen op matten die 's nachts op de grond worden uitgerold en 's morgens terug opgeborgen in een hoek van de kamer. Vooraleer hun huis te betreden, wassen zij steeds hun voeten en normaal gezien mag een huis enkel bezocht worden door familieleden en verwanten. Hoewel de traditionele klederdracht is verdwenen, zijn de Irula nog dikwijls getatoeëerd op het voorhoofd. De vrouwen dragen graag juwelen en de mannen vervaardigen hun eigen fluiten en trommels. Aan de rand van de mottas op een hoge heuvel, ligt meestal een klein heiligdom. De meeste Irula zijn nu Hindoeistisch, hoewel tribale elementen, zoals huisgoden en geesten toch overleven.
Wanneer wij in de buurt van Mudumalai een Irulanederzetting bezoeken, treffen we juist een priester aan, bij de Irula Bujaris genoemd, die naar de hogergelegen tempel klimt, om de dagelijkse rituelen uit te voeren en kontakt te maken met de geesten. Het wordt een steile klim, die beloond wordt met een prachtig zicht over de omringende heuvels. Een klein, veelkleurige heiligdom bekroont de top. Het blijkt een tempeltje, gewijd aan de jeugdige Murugan, de zoon van Shiva en Parvati te zijn. Shiva's drietand staat rechtop in de aarde geplant bij de ingang van het kleine heiligdom. Rondom rond op het dak, zijn verschillende godenbeelden geplaatst. We ontdekken ook de pauw, het rijdier van Murugan.
De priester in lendendoek en met de typische witte streep op het voorhoofd voert een kleine puja (Hindoeďstisch ritueel) uit, waarbij hij met vuur heen en weer slingert over de aangeklede godenbeelden in het tempeltje. Ononderbroken reciteert hij gebeden met een bezwerend karakter. Hij wil ons allen bij het einde van het ritueel ook wel zegenen tegen betaling en we kunnen onze handen boven de vlam houden en naar ons voorhoofd brengen.
Iedere dag beklimt deze priester 's morgens en 's avonds de toch wel steile heuvel naar dit tempeltje om er – meestal in afzondering – de nodige rituelen voor zijn gemeenschap uit te voeren. Zou hij zich nog bewust zijn van het prachtige uitzicht rondom? Zou hij denken aan de slangen en ratten of zou hij zich koncentreren op de tribale geesten die de Irula tegen onheil moeten beschermen?
(wordt vervolgd)
Tekst: Moniek Darge
Foto's: Brigitte Mareen
Mieke Vervoort
Gerd Jeurissen
Moniek Darge
|