Moniek op studiereis naar Zuid-India Deel 5: Jaggery
Temidden van de velden houdt ons busje stil. Dit zou de stop voor de kennismaking met de lokale rietsuikerproduktie moeten zijn. Bij zoiets denken we toch onmiddellijk aan minstens een fabriekje. Maar in India ligt dat enigszins anders. Om eerlijk te zijn hadden we er geen flauw benul van waaraan we ons precies moesten verwachten.
Op een kaal stukje grond zijn een handjevol mannen met behulp van lange koorden en een horizontale houten lat daaraan vastgeknoopt, bladeren aan het verdertrekken. Er wordt ons duidelijk gemaakt dat dit de suikerrietplanten zijn die samengeveegd worden tot bij de pers. Achteraan de lap grond staat een gebouwtje, dat uit niet veel meer dan drie muren en een golfplaten dak bestaat.
Rechts staat een kleine, smeedijzeren pers. De takken worden er één voor één in gedraaid en platgemalen. Onderaan komt een bleek sopje te voorschijn dat we goed kennen van in Brazilië. Daar dronken we het verschillende malen en bleek het een suikerzoete, maar excellente dorstlesser te zijn. Bij grote hoeveelheden wel vaak met buikloop als gevolg...
Een donkere man in armoedige kleren lacht ons vriendelijk toe. Hij lijkt te genieten van de belangstelling en kan de vele foto's met bijhorende fooi best appreciëren. Af en toe gaat hij zelfs poseren. Geduldig duwt hij de volgende tak in de pers en draait steeds opnieuw aan het wiel. Een behoorlijk lastige karwei zo'n hele dag lang.
Via een primitief kanaaltjessysteem wordt het sap doorheen de muur naar een metersgrote wok gevoerd. Het vuur onderaan de wok doet de vloeistof blubberen en ik heb echt te doen met de zwetende man die hier met een stok in de kokende brij roert. Wat een hitte en buiten is het al zo warm. De man glimlacht flauwtjes en zijn oogwit steekt fel af tegen zijn donkere huid. Ook hier komen de fooien grif boven. De man schuift ze zwijgend in de zak van zijn bruine short en roert onverpoosd verder.
Via een tweede systeem kanaaltjes loopt het dampende, ingedikte sap naar een derde ruimte, waar het uitvloeit over metalen platen met putjes in. Hierop stolt de pasta tot een dikke, gele massa. Lachend onder zijn sjofele tulband laat een derde arbeider ons hier kleine stukjes van proeven, terwijl hij “sweet, very sweet jaggery” mompelt, als stond hij zijn koopwaar schroomvallig aan te prijzen. Het smaakt verrukkelijk, maar meer dan mierezoet. De meesten van ons lusten het niet en schuiven mij de blokjes toe.
Terug in ons hotel ontwaar ik plastiek zakjes verpulverde jaggery in de shop, die helaas dicht is, wat misschien maar best is voor onze slanke lijn. Hoewel een dagje roeren in zo'n stomende wok hier een doeltreffender oplossing zou zijn.
Wanneer ik nu rietsuiker gebruik, doe ik het met meer ontzag en respekt dan ooit. De speciale geur en zoete smaak toveren vele beelden op mijn netvlies die ik nimmer nog vergeet.
(wordt vervolgd)
Tekst: Moniek Darge
Foto's: Brigitte Mareen
Mieke Vervoort
Gerd Jeurissen
Moniek Darge
|