Sinds 1968 zijn Moniek Darge en |
Moniek Darge :Ik volgde avondschool schilderen aan de Akademie voor Schone Kunsten in Gent, maar ik had al zoveel schilderijen gemaakt dat ik het beu werd. In het galeriecircuit wilde ik toch niet terechtkomen, dus ik wist totaal niet wat ik met die schilderijen zou moeten beginnen. Toen zag ik Logos bezig en zag meteen ook een manier om klassieke kunst met muziek te kombineren en besloot via performances iets te gaan doen. Het was eind de jaren ‘60, net voor de eerste mixed-media-festivals die tussen ‘70 en ‘80 werden georganizeerd. Wat mij bij Godfried aantrok, was zijn manier om met traditioneel materiaal om te gaan. Bij hem heb ik voor het eerst beseft dat muziekinstrumenten inderdaad ook op een andere manier kunnen bespeeld worden dan klassiek wordt voorgeschreven. Elektronika interesseerde me niet, knopjes draaien en zo, dus heb ik mijn viool weer opgepakt en ben opnieuw beginnen spelen. Vaak improvizaties, meestal interaktief, waarbij de wisselwerkingen tussen personen en klanken belangrijk zijn. Een heel avontuurlijk iets. We zijn vrij snel een koppel geworden want het klikte op alle gebied, niet alleen muzikaal. In het begin vonden onze medestudenten dat nogal raar, omdat we zo verschillend zijn en in verschillende werelden leven. Maar dat is juist het boeiende en de sterkte van onze relatie gebleken. Godfrieds interessesfeer is ook de mijne, maar zijn onstuitbare drang om dingen te maken of op te bouwen, is niet aan mij besteed. Ik maak muzikale landschappen, opnames in de buitenwereld, ik gebruik dingen die al bestaan en ga die manipuleren. Godfried houdt zich daar absoluut niet mee bezig. Ik maak eenvoudige muziekdoosjes, Godfried maakt vaak vrij complexe instrumenten. Voor zijn recente instrument en doctoraatsonderwerp "Book of Moves" - waarbij opgeslagen klanken worden opgeroepen door bewegingen, klankhologrammen dus - heeft de fakulteit Musicologie van de Gentse universiteit er een ingenieur moeten bijhalen omdat ze zijn werk niet eens konden lezen, laat staan beoordelen. Godfried steekt er wel eens de draak mee dat ik niet zo handig ben in het knutselen, solderen en lassen, ondanks mijn verleden als Dolle Mina... Ik heb dat wel geprobeerd, maar het interesseert me eigenlijk nlet. Natuurlijk heeft dat met konditionering en opvoeding te maken, maar je kunt die dingen nu eenmaa] niet forceren. Godfried heeft een geweldige scheppingsdrang en een enorm doorzettingsvermogen, of het nu om elektronika of akoestische instrumenten gaat. Hij kan maanden aan een stuk aan iets werken als het moet. De laatste tijd maken we nlet zoveel komposities samen. We staan veel losser, onafhanke]ijker tegenover elkaar dan vroeger. Toen werkten we vooral met akoestische dingen, daar kon ik me makkelijk in terugvinden. Maar nu met die computeralgoritmes... Ik heb het geduld niet om op die manier te komponeren ik werk liever met konkrete geluiden. Ik wil direkt resultaten zien en snap vaak niet hoe Godfried weken- en maandenlang achter dat scherm kan blijven zitten, zonder voor mij althans — konkrete resultaten. Maar op welke manier ook, eigenlijk brengen we een heel groot gedeelte van onze tijd al spelend door. Buiten het strikt muzikale repeteren ter voorbereiding van koncerten, spelen we als grote kinderen. Er is een spontane taakverdeling gegroeid. Godfried houdt zich vooral bezig met de "import", het naar hier brengen van muzikanten op een paar uitzonderingen na zoals het tweede "Vrouwenfestival" dat ik in december 1994 organizeerde. Wat wij "export" noemen, koncerten van het Logos-duo in het buitenland, dat doe ik. Ik wil weg, ik reis graag. Godfried blijft liever thuis. Hij staat wel graag op de planken, maar aan vliegtuigen, transport, organizatie van de optredens, het nooit ophoudend gesjouw, daar heeft hij absoluut de pest aan. Hij blijft liefst achter zijn bureau met algoritmes bezig en laat de mensen naar zich toekomen. Maar ik vind het een uitdaging om de muziek waarmee je bezig bent voor een publiek te brengen en te zien of het werkt. Het is makkelijk om vanuit onze luie stoel in Gent te beweren dat onze muziek non-verbale kommunikatie is die overal begrepen kan worden. Maar toets dat maar eens aan de realiteit. Zo zijn we met "Book of Moves" in Ruanda en Kenya terechtgekomen, maar ook in Australië en Japan. In Afrika reageerden ze enorm empatisch. Hier blijft iedereen netjes zitten, maar ginds kwam geregeld iemand tot bij ons om te zien waar dat geluid nu vandaan kwam. Godfried is dat beginnen uitleggen, midden in het koneert. Ze moesten ook enorm laehen, zelfs gieren, met de heel hoge klanken. Nooit afwijzend, maar heel spontaan. Het Verre Oosten is natuurlijk iets anders. In Thailand kon je een speld horen vallen. In de pauze had ik nog het gevoel van "dat klikt hier totaal niet", maar aehteraf bleken ze ontzettend entoesiast en kwamen ons tekeningen en papieren bloemen brengen. Godfried is nuchterder, logischer en beredeneerder dan ik. Hij houdt van polemieken. Ik hou niet van die oeverloze diskussies, ik zie ook niet zo vlug die enorme konflikten en kontradikties zoals Godfried die ziet. Van dat hele gedoe rond postmodernisme bijvoorbeeld lig ik niet wakker. Maar Godfried zal blijven argumenteren. Hij zoekt strukturen, alles moet samenhangen, gefundeerd zijn. Momenteel voel ik me het best in het stimuleren van jonge muzikanten. Rond ons is stilaan een hele groep aan het groeien van mensen met nieuwe ideeën, mensen die hun eerste stappen in de wereld zetten. Ik heb dan wel eens het gevoel dat we zelf al een en ander gerealizeerd hebben en zou de hele zaak eindelijk wel eens op zichzelf willen zien draaien. Maar zo werkt dat blijkbaar niet. Om Logos van de grond te houden, moeten we blijven voortvechten, en dat vermoeit me soms. Godfried niet, hij blijft verder bouwen. Terugkijken is er voorlopig niet bij. |
Godfried-Willem Raes: Eind de jaren zestig werd een groepje studenten van het Gentse Conservatorium door de kursus van Norbert Rosseau aangezet om aansluiting te zoeken bij de hedendaagse muziek van die tijd. Van toen af weigerden wij als Conservatoriumstudenten om oude muziek te spelen, muziek die a1 bestond. En we beseften ook dat Conservatoriumopleidingen vastzaten aan een instrumentarium dat uiteindelijk 19de-eeuws is. Vandaar dat ik heel vroeg geneigd was om voor specifieke geluiden specifieke en nieuwe instrumenten te ontwerpen. Maar precies door dat instrument gaat men je ook anders bekijken, je krijgt iets teatraals, of je dat nu wilt of niet. En in dat aspekt zag Moniek meteen iets. Ik heb haar aan de unief in Gent leren kennen, zij studeerde toen archeologie, ik musicologie. Ze had haar viool al een paar jaar aan de kapstok hangen, heeft die terug opgepakt en is met ons beginnen koncerteren en performances doen. Logos staat eigenlijk voor het propageren van hedendaagse muziek waarvoor nergens anders in het commerciële circuit plaats is. Dat is zeer ruim, dat gaat van gekomponeerde strijkkwartetten tot computernetwerken. Gelukkig is de hedendaagSe, experimentele muziekwereld in hoge mate internationaal. In plaats van hier in Belgie tegen muren van onbegrip te zitten opbotsen, weten we dat er een hele groep mensen is, die daar ook mee bezig is. Het zijn die kontakten die onze overlevingskansen vergroten. Hier wil men je altijd stigmatizeren. Als je een keer geimprovizeerd hebt, ben je een improvizator. En bam. Raes is geen komponist. Ausrangiert! Je maakt een stel pneumafonen en hup, "die Raes, die kent niets van klassieke instrumenten maar die maakt zitzakken waar je moet op wippen", enzovoort. Vreselijk is dat. Terwijl men alleen op de vorm afgaat. Daar kan ik me zo in opwinden. Moniek daarentegen is geen vechter van karakter, zij zal zich sneller terugtrekken en rustig in haar hoekje voortwerken aan datgene waar ze mee bezig was. Ze zal daar ook ‘s nachts niet wakker van liggen. Ik sla altijd mijn eigen ruiten in. Ik ben totaal ondiplomatisch. Ik durf iemand in zijn gezicht zeggen dat ik zijn muziek "stront" vind, of dat nu maatschappelijk kan of niet. Ik ben nu eenmaal een flapuit. Eén van onze belangrijkste projekten is onze koncertzaal, de Logos tetraeder. Een eenvoudige driedimensionele figuur opgehouwd uit vier gelijkzijdige driehoeken, die de biezondere eigenschap heeft dat ze geen resonantiefrekwentie heeft, waardoor ze zich voor aIle toonhoogten op een gelijkaardige manier gedraagt. Het koncept en de konstruktie komen van mij, maar Monieks bijdrage is niet onbehangrijk. Ik had het staal laten spreken voor wat het is, ik zou het zwart gelaten hebben, ik hon nogal van eerlijkheid, geen overbodige dekoratie, maar toen stelde Moniek voor om de muren zilver te scbilderen en de spanten van de tetraeder blauw... En dat is een heel gelukkige kombinatie gebleken. Monieks invloed zit dan ook niet op het vlak van de materie die ik gebruik, maar wel op het niveau van de sociale organizatie van een muziekbeleving. Ik ben een ateist maar ook een agnosticus. Moniek beeft altijd veel belangstelling gehad voor mytologie en etische kulturen, en via haar heb ik een inzicht gekregen in het waarom van een sociaal gebeuren, het waarom van het ritueel van een koncert. Waarom komen mensen samen om iets gemeenschappelijks mee te maken? Het blijft hoe dan ook een sociaal gebeuren. En ik denk dat het rituele, ontdaan van zijn religieuze kontekst, daar een fundamentele rol in speelt. Wat ik absoluut niet deel, maar enorm waardeer bij haar, is haar sensibiliteit voor het sakrale, voor de mytische kontekst rond een eenvoudig gegeven. Voor haar werk "Sounds of Sacred Places" heeft ze op bepaalde plaatsen geluiden opgenomen om te zien hoe die geluiden evolueren, maar ook hoe ze een bepaalde plek kunnen karakterizeren. Het sakrale van een bepaalde plaats is dus niet alleen gebonden aan de visuele eigenschappen ervan maar ook aan het "klankschap". Een zeer sterk koncept dat ze biezonder boeiend heeft uitgewerkt. Maar als we samen een koncertprogramma opstellen, krijgen we gegarandeerd problemen, omdat zij per se dat sakrale wil overbrengen. Moniek neemt meestal nogal rustig haar tijd, terwijl ik een zenuwachtig persoon ben. Ik probeer dan beleefd te bhijven, maar ik heb het er verschrikkelijk moeilijk mee als ik op een podium sta en vijf minuten niets mag doen. Ik word daar stiepel van! Ik speel liever een aartsmoeilijk stuk dan vijf minuten te moeten nietsdoen en me af te vragen of ik het publiek nog in mijn ban heb. Ik heb de klassieke neiging om als een retor voor mijn pubhiek te staan, ik voel me verantwoordehijk voor het al dan niet geboeid zijn van het publiek. Moniek trekt zich daar niets van aan. Ze heeft zelfs de neiging ontwikkeld om mij regelmatig in dat soort situaties te plaatsen. En daar komen dan wel eens enorme wrijvingen van. Diskussies voeren we trouwens doorlopend. Dat gaat over levensbeschouwelijke dingen, over estetische dingen, maar ook over banale huishoudelijke toestanden. Daarin verschillen we echt niet van andere koppels. |