Dr.Godfried-Willem RAES
Kursus Akoestiek : Audiotechnologie
AUGENT - Hogeschool Gent : Departement Muziek
4511:
Er vallen in hoofdzaak twee kategorien te onderscheiden, waarin soms totaal verschillende eisen aan de mikrofoons en hun opstelling worden gesteld.
1. Opname-mikrofoons
2. Versterkings-mikrofoons
Het onderscheid slaat eigenlijk niet zozeer op het type mikrofoon, dan wel op de wijze waarop hij naargelang de kategorie zal worden toegepast.
1. GELUIDSOPNAME en MIKROFOONGEBRUIK en OPSTELLING
Bij de keuze van de hierbij te gebruiken mikrofoons gaan we uit van de aard van de muziek die dient te worden opgenomen. Bij klassieke en hedendaagse muziek hebben we in hoofdzaak te maken met zuiver akoestische muziekinstrumenten die in grote lijnen met elkaar in balans horen te zijn. Typisch voor deze muziek is meestal de heel grote dynamiek ( er zijn heel erg stille passages, en soms kan het ook wel eens nogal hard).
Opdat de stille passages niet in ruis zouden verzinken bij de opname is het dan ook noodzakelijk mikrofoons te kiezen met zo gering mogelijhe eigenruis. Geen specialist zal er nog aan twijfelen dat hier de enige verantwoorde keuze in de richting van de kondensatormikrofoon dient te gaan.
Wanneer de muziek een kleine dynamiek heeft en het globale geluidsnivoo eerder hoog is, ( dit is het geval in muziekgenres zoals pop- rock- en jazz-muziek, kortom in zowat de gehele amusementsmuziek met soms een uitzondering voor het chanson ), dienen we wanneer we toch kondensatormikrofoons zouden willen gebruiken , alleszins voldoende afstand te houden, opdat de mikrofoons niet worden overbelast. ( Weze gezegd dat ze nochtans minder gevoelig zijn voor overbelasting dan onze oren...). Moet men toch dichtbij komen, dan ligt het voor de hand dynamische of, indien klankkwaliteit (waarmee we de getrouwheid en niet de 'sound' bedoelen...) erg belangrijk wordt geacht, bandmikrofoons te gebruiken.
Aangezien het in deze gevallen steeds om elektrisch versterkte muziek en instrumenten gaat, waarbij de klinkende 'sound' meer resultaat is van de instellingen van de mixer voor de voor de versterking gebruikte mikrofoons, dan van de balans tussen de uitvoerders zelf, wordt in zulke gevallen steeds een signaal afgetapt van dit mengpaneel. Opname van pop-muziek e.d. in koncert of ook in studio- is evenwel een bezigheid die het uiteindelijk karakter meer nog kan bepalen dan wat de musici zelf op podium uithalen. Er zijn dan ook nauwelijks vaste regels voor te geven. Immers het rezultaat van de opname hoeft hier helemaal geen getrouwe afspiegeling te zijn van hoe de muziek in live-omstandigheden door een publiek wordt gehoord. We gaan er hier dan ook niet verder op in, maar spitsen eerder onze aandacht op hoe je een werkelijk getrouwe opname van een muzikale / sonore werkelijkheid kunt realiseren en wat daarvoor nodig is.
KUNSTKOPOPNAME : ideale oorprothese ?
Indien er een mikrofoon zou bestaan die zou kunnen worden gedacht als een soort oorprothese, dan ware er een eenvoudig universeel geldig recept voor HiFi-opname te geven : Maak een kunstkop waarin je op de plaats van de oren twee zulke mikrofoons inbouwt en neem daar zonder meer mee op. Eilaas echter, kan dit nauwelijks worden toegepast in de praktijk. Een enkele keer wordt de kunstkopopname wel toegepast, maar de resultaten ervan klinken eigenlijk alleen overtuigend wanneer we de opname naderhand ook via koptelefoon beluisteren. Via luidsprekers weergegeven klinkt het steeds wat ijl en afstandelijk.
Kwa gebruik is kunstkopopnametechniek eigenlijk erg eenvoudig. Men plaatst de kunstkop in de ruimte waarbinnen de muziek klinkt op die plaats waar men meent dat een optimale balans wordt waargenomen.
Andere standaard technieken voor het maken van stereofonische opnamen zijn:
HET STEREOKOPPEL
a.Gelijktijdigheidskoppel ( Coincident Pair -technique)
Hierbij wordt een identiek paar directionele mikrofoons op eenzelfde punt in de ruimte, gericht naar het geluidsfront, geplaatst. Het tijdverschil in ontvangst van het geluid tussen beide mikrofoons is in deze opstelling minimaal. Het stereo-effekt dat wordt verkregen berust uitsluitend op het ontvangen sterkteverschil voortspruitend uit de hoek waaronder de mikrofoons worden geplaatst. De hoek bedraagt standaard steeds 90 graden ! Normaal worden mikrofoons gebruikt met 8-karakteristiek. De zaalakoestiek speelt daardoor maximaal mee in de opname. Gebruikt men cardioide mikrofoons, dan verkrijgt men een betere verzwakking van wat in de zaal gebeurt ( voor opnames met publiek zeer noodzakelijk...).
b. Midden& Zijdelings opstelling ( MS-stereo)
Het stereokoppel bestaat hier uit twee verschillende mikrofoontypes . Een is ofwel omnidirectioneel ofwel cardioide en wordt gericht op het centrum van het geluidsfront. De tweede mikrofoon heeft een 8-karakteristiek en wordt loodrecht op het geluidsfront geplaatst. Nadeel van deze opstelling is dat er een kleine elektronische schakeling nodig is om uit deze beide signalen een normaal stereo-signaal af te leiden. Voor radio-opnames is een bijzonder voordeel ervan , de uitstekende mono-kompatibiliteit.
c. Near-Coincident pair , "ORTF"-opstelling
Dit is zoals in a. , maar de mikrofoons worden op een 15cm uit elkaar worden geplaatst ( zoals de afstand tussen menselijke oren dus ). De resultaten hiervan zijn , gegeven de geringe komplikaties, uitstekend te noemen.
d. Ruimtelijk gespreide opstelling ( Spaced Pair)
Tussen beide mikrofoons bestaat een afstand van 1 tot maximaal 5 meter. Hiermee worden uiterst sterke ruimtelijke stereoeffecten geschapen. Er bestaat echter een groot risico dat we een soort leeg gat in het midden van het geluidsbeeld doen ontstaan. Voor opnames met orkest en solisten kan dit beslist niet worden gebruikt , omdat de techniek de solist uit het geluidsbeeld verdrukt.
MULTI-MICROPHONE STEREO
Hierbij wordt , althans voor klassieke muziek, in eerste plaats een stereokoppel voor het orkest opgesteld , op een redelijke afstand en hoogte. Dit is het absolute vertrekpunt voor de balans. Van de evaluatie hiervan wordt uitgegaan om nu extra stereo-koppels of afzonderlijke mikrofoons bij te plaatsen, en hun signalen ter versterking van bepaalde bronnen ( instrumenten) in het geluidsbeeld in te passen. Hoe meer mikrofoons er worden gebruikt hoe groter de afstand ook wordt tussen de geluidsindruk die een luisteraar live krijgt in de zaal , en het resultaat van de opname. Een te grote diskrepantie tussen het geluidsbeeld in de opname en dat tijdens het bijgewoonde koncert , moet op de duur echter wel leiden tot een vervreemding van de luisteraar tegenover het koncertgebeuren. Een idealisering van het akoestisch resultaat van de opname, gaat immers onvermijdelijk ten koste van de appreciatie van de reeele muzikale luistersituatie in het koncert.
HET MIKROFOON-TRIO
Deze techniek waarop heel wat varianten bestaan sluit aan bij die van het stereokoppel in de opstellingen c. en d. ( cfr.supra), en poogt door toevoeging van een derde mikrofoon, het probleem van het middengeluidsbeeld te ondervangen. Het meest voor de hand liggende nadeel van deze techniek is dat er steeds van een mikrofoonmixer met 'panning' mogelijkheid voor de derde ( centrale) mikrofoon gebruik moet worden gemaakt , aangezien de opnametoestellen slechts 2 kanalen voor opname gebruiken. Het signaal van de centrale mikrofoon dient immers in gelijke mate te worden gemengd met resp. het recht- en links- signaal van het stereokoppel. Omdat het een universeel goed bruikbaar systeem is, geef ik enkele details in verband met de opstelling der mikrofoons voor specifieke situaties :
a.Opnames van solisten :
- plaats de centrale mikrofoon dichtbij het solistische instrument. De afstand moet echter steeds groter zijn dan de afmeting van de geluidsbron x 1.4 tenzij men een zeer sterke onmiddelijkheid in de klank wil bereiken ( aksentuering van het perkussieve in een piano-opname bvb.), in welk geval men deze afstand ook kleiner kan nemen. Komt men echter heel dichtbij dan is gebruik van een omnidirectionele mikrofoon absoluut noodzakelijk. Het stereokoppel wordt nu circa 1 meter gespreid opgesteld , elke mikro op eenzelfde afstand van de solist. Hoe verder deze mikro's van de solist af worden geplaatst hoe groter de invloed van de ruimte waarbinnen wordt gespeeld zal zijn.
Voor de balans zal het signaal van de centrale mikrofoon dienen te overwegen in het totaal.
b. Solist met begeleidingsinstrument
De mikrofoonplaatsing zal dezelfde zijn als hiervoor, dus de centrale mikro bij de solist. De signaalsterkte van het stereokoppel zal in de balans zo worden geregeld dat de begeleiding 50% van de geluidssterkte van de solist beloopt. ( Dit is -6dB op de VU-uitsturingsmeters). Wanneer het soloinstrument een viool is, dient de mikrofoon schuin boven de viool te worden opgesteld en wordt steeds een omnidirectioneel type gekozen.
c.Kamermuziekgroepjes en ensembles opgebouwd uit heterogene instrumenten
Algemeen genomen zal hier een relatief dichtbij geplaatst 1 meter gespreid koppel het belangrijkste signaal dienen te leveren. De centrale mikrofoon wordt dan op grotere afstand geplaatst en alleen bijkomstig gebruikt ter opvulling van het geluidsbeeld.
d.Homogene kamermuziekensembles (bvb.strijkkwartet)
Hier is de balans tussen de instrumenten meestal iets moeilijker. Daarom plaatsen we bij voorkeur de centrale mikrofoon (omni) midden tussen de musici, en de stereo-mikrofoons , links en rechts , hoog geplaatst en gespreid. Voor de balans vertrekken we van alleen de centrale mikro , en regelen we diens plaatsing zo , dat we een evenwichtig (mono) geluidsbeeld verkrijgen. Hieraan wordt pas achteraf het signaal van de andere mikrofoons , in funktie van het beoogde ruimtelijke beeld , toegevoegd.
e.Ensembles met slagwerk in centrale positie
Ga tewerk zoals voor het strijkkwartet, maar neem de afstand van de stereo-mikrofoons groter , en plaats ze ook lager. De signalen van de drie mikrofoons dienen ongeveer even sterk te zijn.
f. Groot simfonisch orkest
Plaats de centrale mikrofoon zoveel mogelijk daar waar zich ook de dirigent bevindt. De andere mikro's komen links en rechts te staan, bij voorkeur op 2 meter hoogte en zover uiteen dat ze het geluidsfront in drie gelijke delen verdelen.
In de balans dient het signaal van het stereo-koppel te overwegen.
g. Sterk ruimtelijke experimentele muziek
Hier kunnen de drie mikrofoons vlak bijeen worden geplaatst. Het stereokoppel op een lijn , elk mikro wijzend in tegenovergestelde richting, de centrale mikrofoon daar loodrecht op. Voor de balans zijn hier geen algemene regels te geven.
2.GELUIDSVERSTERKING
Deze toepassing is fundamenteel verschillend van de voorgaande. Het gebied van de geluidsversterking wordt meestal met de term "P.A." ( van Public Adress ) aangeduid.
Hoofdproblemen die hier optreden zijn :
1.- balans
2.- frekwentiekarakteristiek in funktie van nabijheid bij mikrofoons
3.- beweeglijkheid van musici en mikrofoons
4.- feedback
We gaan hier niet de gehele sektor van de geluidsversterking uit de doeken doen , omdat dit het onderwerp zal vormen van een verdere uiteenzetting. Hierbij zijn immers niet de eigenschappen en het gebruik van mikrofoons van primordiaal belang, maar evenzeer die van mengpanelen, versterkers en geluidsweergevers.
Alleen die aspekten die rechtstreeks op de mikrofoons betrekking hebben komen hier aan de orde.
Enkele algemene regels in verband met te gebruiken mikrofoontypes en plaatsingen bij geluidsversterking.
1. In het algemeen verdient het aanbeveling , voor versterking ingezette mikrofoons zo dicht mogelijk bij de te versterken bron te plaatsen. Dit heeft echter konsekwenties voor de in aanmerking te nemen mikrofoontypes .
Bekijk daartoe even het pooldiagram van een cardioide mikrofoon, het type mikrofoon dat we naief geneigd zouden zijn hier in te zetten omwille van de richtingsgevoeligheid . Het zal opvallen dat deze richtingsgevoeligheid afhankelijk is van de frekwentie, en wel zo dat het resultaat erop uitdraait dat alle lage frekwenties aanzienlijk sterker worden weergegeven naarmate de mikrofoon dichter de bron nadert. Men noemt dit het nabijheidseffekt ( proximity-effect). Wil men aan close-miking doen, dan zal men dan ook in geen geval uni-directionele of cardioide mikrofoons gebruiken, doch integendeel uitsluitend omnidirectionele. Deze zijn immers absoluut niet onderhevig aan het nabijheidseffect ! Het is een gegeven dat, omdat het niet direct intuitief duidelijk is, meestal wordt veronachtzaamd, met als gevolg een holle-boem-bas-versterking .
2.Wanneer zang of spreekstem dient te worden versterkt, en de vokalist er om theatrale redenen aan houdt de mikrofoon in de hand te houden, dient beslist een dynamisch omnidirectioneel exemplaar te worden gebruikt (in geen geval echter een bandmikrofoon), voorzien van een zeer goede windkap.
Voor piano's en andere instrumenten waarbij de klankbron een vrij groot oppervlak beslaat, blijkt uit de praktijk dat vaak PZM-mikrofoons geplaatst onder de piano , of tegen de binnenkant van de vleugel, een optimaal resultaat opleveren.
Voor slagwerk, bestaande uit vele instrumenten, gebruikt men best een unidirectionele mikrofoon, geplaatst boven de instrumenten en op een redelijke afstand ervandaan (neem de diameter van de opstelling als minimum afstand, deze diameter x 1.4 als maximum).
3. Plaats in geen enkel geval mikrofoons voor de luidsprekers van elektrisch versterkte instrumenten. We zien het vaak gebeuren, maar het is absoluut stuntelig amateurisme ! We vangen immers alle brom, ruis en vervorming van de gebruikte versterker op, terwijl bovendien ook nog de mikrofoon wordt blootgesteld aan de aanzienlijke magnetische stoorvelden veroorzaakt door de transformatoren in dergelijke instrumentversterkers. Voor zulke gevallen bestaat de zgn. direct-box. (zie verdere lessen).
4. Alleen voor close-miking van van nature uit erg lage instrumenten, kan soms worden overwogen toch cardioide mikrofoons te gebruiken. Ze zullen dan het klankbeeld ten voordele van de bassen vertekenen. Doe het echter niet wanneer de juiste klankkleurweergave belangrijk is.
5. Bij het opstellen van mikrofoons in een ensemble dat versterkt dient te worden, dient men steeds te beginnen met dat instrument dat in de totale balans het zwakst aanwezig is. Bega dus niet de fout, eerst en vooral de solist-mikro op te stellen en af te regelen op maximum haalbare versterking !
In de praktijk, bij ensembles bestaande uit traditionele instrumenten, plaatse en regele men steeds eerst de mikrofoons voor de kontrabassen, dan meestal de fluiten , de overige strijkers, de overige houten, het koper en tenslotte het slagwerk (indien nodig).
6.De gulden regel moet zijn dat we steeds pogen de versterking zo te realiseren dat we zo weinig mogelijk mikrofoons , en zo weinig mogelijk versterking , nodig hebben. Vanzodra de juiste balans is bereikt, stoppe men bij voorkeur het gehele proces.
Filedate: 920928 - last update: 2010-10-25
Terug naar inhoudstafel kursus: <Index Kursus> |
Naar homepage dr.Godfried-Willem RAES |